Spring naar inhoud

Kutgitaar #2.1: Daan WIndhorst (Estafetteverhaal)

april 9, 2014

Naast de rubriek ‘een voorwerp (op je bureau?) dat betekenis heeft in jouw schrijverspraktijk’ waarmee deze Kutgitaar begint, lanceren we in deze nieuwe serie een andere rubriek, en wel de volgende: het in vier delen exponentieel groeiende estafetteverhaal. Dat vraagt om een korte uitleg. Zie hieronder een schema om het een en ander te illustreren. In deze uitgave bijt Daan Windhorst het spits af (x). Voor de volgende Kutgitaar (2) nodigen we twee schrijvers uit om een vervolg te schrijven op het begin van Daan (deel a en b). Op de twee fragmenten die daaruit ontstaan zullen vier schrijvers een vervolg schrijven, (deel c,d,e,f). En het einde zal acht versies kennen (g,h,i,j,k,l,m ) Volgt u het nog?

Schermafbeelding 2014-04-04 om 12.26.36

Het was omdat de WiFi was uitgevallen in De Kameleon dat Geurt de kelderkast in moest. Daar, op een scheef plankje, tussen een pot blauwe verf en een kapotte vaas, stond het modem van het biercafé.

Plots was het een moment van verbroedering geworden: een man met een rode neus keek op van zijn laptop en mompelde tegen Geurt ‘ik heb geen internet meer’. Een mevrouw met opgetekende wenkbrauwen en een iPad riep uit ‘inderdaad!’ Een tweeling die Geurt wel vaker in het café zag – de één met een Blackberry, de ander met een iPhone – meldde dat ook bij hen het internet het niet meer deed.

Iedereen in de kroeg lachte naar elkaar en zei ‘grappig he? Dat we daar zo afhankelijk van zijn.’ Daarna eisten ze van Geurt dat hij het oploste.

De Kameleon zat in een eeuwenoud pand op een markt in het centrum van de stad en had veel nisjes en kiertjes, waar door de vorige eigenaar – toen heette de kroeg nog ‘Rambo’ – kasten van had gemaakt. Er waren meer kasten dan er kastruimte nodig was. Het was daarom dat Geurt normaliter niet in deze kast kwam.

Het modem was op een klein rood boekje gezet. Er waren dagen waarop Geurt zoiets niet op was gevallen – aan het eind van een lange werkdag, als het regende – en er waren ook dagen waarop Geurt ongelooflijk nieuwsgierig was naar zo’n boekje. Vandaag was het was zonnig.

Dat dit rode boekje later Geurts leven zou verpesten kon niemand weten.

In een zwierig handschrift stond op de eerste pagina van het rode boekje geschreven ‘Van Daisy’. Daaronder stond ‘afblijven, klootzak’.

Geurt krabde met zijn hand door de rode krullen van zijn baard vroeg zich af of dit dé Daisy was. Daisy Konings. Het was de enige Daisy die hij gekend had, maar dat was jaren geleden, toen ze allebei achttien waren geweest. Zij had hem meegenomen naar Oost-Duitsland in haar brakke Toyota. Een cassettebandje van Joy Division in de autoradio. Vrienden van haar ouders waren daar brandweerman. Ze hadden geen rooie cent, die brandweermannen, maar wisten hoe ze een feestje moesten bouwen.

Op de terugweg had ze hem voor het eerst gezoend. Love.

Love
will
tear
us
apart.

Again.

De kroeggasten werden ongeduldig, er stond niemand achter de bar, maar Geurt, die inmiddels in de bezemkast op een emmer was gaan zitten, sloeg de bladzijde in het rode boekje om. Een foto, overgesatureerd zoals goedkope fotocamera’s dat in de jaren negentig deden, van twee lange vrouwenbenen in rubberen regenlaarzen. De foto leek gemaakt in een huiskamer. Op de achtergrond zag je iemand op de grond liggen. Een emotieloos vrouwengezicht, schattig rond, met kort zwart haar. Onscherp.

Geurt herkende het gezicht niet. Op de volgende pagina was een kaart geplakt, van een onbekende stad. Onbekende straatnamen. Rukolaweg. Duivezandsteeg. Valiumplein. Eén van de straatnamen was met rode pen weggekrast. Eigenlijk wilde Geurt nog verder bladeren, maar het geluid van pianoklanken dat van boven klonk leidde hem af. Er stond een bordje op de piano ‘niet op spelen zonder toestemming.’

De piano was vals en Geurt hield niet van vals. Gewoonlijk waren het dronken studenten – meestal eerstejaars – die een nummer van Tom Waits of Guus Meeuwis wilden spelen om indruk te maken op een meisje. De vrouw die nu op de piano speelde was veel ouder. Geurt kende haar niet. Ze was ten minste in de zestig en had een grote bos pikzwarte krullen. Een van haar brilglazen was afgeplakt. Ze speelde iets klassieks. Chopin? Eigenlijk wist Geurt niets van klassiek. Ze reageerde niet op zijn verzoek.

‘Mevrouw? Hallo? Mevrouw’

‘Zou u daar mee willen stoppen?’

Ze negeerde hem, begon te zingen op de muziek die ze speelde:

‘Geurt Evenwel, Geurt Evenwel, nog iets nog iets berenvel. Geurt Evenwel, Geurt Evenwel, draagt het liefst een berenvel.’

‘Mevrouw. Bijzonder amusant, maar ik moet u vragen – ‘

‘Geurt Evenwel, Geurt Evenwel, soms dan is het leven snel. Geurt Evenwel- ‘

Hij besloot de klep van de piano dicht te gooien. Zij haalde net op tijd haar handen van de toetsen en pakte zijn pols vast.

‘Dat had mij mijn vingers kunnen kosten.’

‘U had ook gewoon kunnen stoppen met spelen.’

‘Dat wilde ik niet.’

‘Ja. Nou. Ik vind dit een gek gesprek, mevrouw.’

‘Ik kom voor het rode boekje, meneer Evenwel. Heeft u dat nog?’

No comments yet

Plaats een reactie